In voorgaande edities van Wielerexpress zijn veel Grote Kampioenen van weleer aan het woord geweest. Natuurlijk had Joop Zoetemelk veel eerder voor het voetlicht gehaald moeten worden in een van de vorige jaargangen. Maar hoewel hij heel goed benaderbaar is, is het daarentegen typerend dat het niet direct voor de hand ligt om hem aan het woord te laten. Joop ‘roept dat niet direct op’ en dat kenmerkt de persoon Zoetemelk. Het liefst wil hij met rust gelaten worden.
Nu het dit jaar vijfentwintig jaar geleden is dat Joop de Tour de France won, is dat een mooie gelegenheid hem op het podium te plaatsen in de editie 2005.
Fotograaf Henk Theuns en ik hadden het voorrecht om hem in Frankrijk te bezoeken. In deze editie daarom niet alleen een chronologisch verslag van de carrière van Joop Zoetemelk, maar tevens een beeld van zijn leven in Frankrijk.
We sturen Joop eerst een brief met daarin een toelichting over de reden van ons bezoek. Dat is in eerste instantie bedoeld als een meerdaags verblijf. Daarna nemen we telefonisch contact en Joop gaat akkoord, zodat we afspreken om vrijdag 15 en zaterdag 16 oktober samen met fotograaf Henk Theuns bij hem op bezoek te gaan.
Henk krijgt echter een belangrijke opdracht voor een fotoreportage op zaterdag 16 oktober van de Goodwill Toertocht Piet Libregts. Daarom sta ik vrijdagochtend al om 4.00 uur naast mijn bed om af te reizen naar Made, waar Henk klaar staat. Daar stappen we over in een auto van een kennis van hem. De auto – zwarte Chrysler Cruiser (type Gestapo) met lederen stoelen – is voorzien van een navigatiesysteem en via een zwoele stem vanuit de speakers worden we richting Frankrijk gedirigeerd. We nemen in verband met werkzaamheden aan de ringweg rond Antwerpen een omleidingsroute en als de duisternis optrekt, zijn we al aardig richting Frankrijk gevorderd. We komen door prachtige, karakteristieke dorpjes, zoals Monte Fontaine en Plailly en het landschap wordt ook regelmatig doorkliefd door de TGV trein.
Muziek van Jacques Brel en Herman van Veen houden het adrenalinegehalte op niveau.
In de auto wordt vooral over het cyclisme gesproken, omdat onze gesprekspartner een wielerman pur sang is. We kennen Henk al vanuit de jaren zestig van bijvoorbeeld de Ronde van Rijsbergen ( De Hel van Oekel), toen Henk zich afvroeg, wat ‘zo’n klein menneke uit Holland in Brabant te zoeken had’. Henk Theuns (54) is een welbekende figuur binnen de wielerwereld en in de editie 2000 stelden wij hem nader aan u voor.
De omgeving rond het dorp Germigny l’Évêque, circa vijftig kilometer ten Oosten van Parijs, doet soms denken aan de Veluwe, maar heeft ook de karakteristiek van wijds bos- en poldergebied. Het mais is vrijwel overal van het land en de suikerbieten liggen in bundels opgestapeld, klaar om vervoerd te worden. Opvallend volgens onze waarneming, maar Joop zou dat later zeer beslist tegenspreken, is dat de suikerbieten kleiner zijn of lijken, dan de bieten in bijvoorbeeld de Haarlemmermeerpolder.
Joop woont even buiten het dorp dat bestaat uit een paar straten met daaraan huisjes, waarvan de luiken – het is inmiddels half twaalf – nog vrijwel allemaal gesloten zijn. Bewoners zijn niet te bespeuren. Aanplakbiljetten kondigen een concert aan van de Franse artiest Johnny Halliday en een Belgisch (!) circusje op het krappe dorpspleintje maakt het vredelievende decor volledig.
De Route Rezel loopt het dorp uit en aan het eind vinden we nummer 99. Hier woont Joop Zoetemelk. We parkeren de auto en drukken op een belletje. Een wit hek, waarvan geprobeerd is om de roest met een aantal zwarte (!) verfstreken te camoufleren gaat – op afstand bediend – piepend open. Joop loopt ons tegemoet, vergezeld van een kortdradige Duitse staander en een soort poedeltje. Hoewel we aan de vroege kant zijn, is de begroeting hartelijk en Joop doet duidelijk zijn best om zich als een goede gastheer te presenteren. Hij ziet er gesoigneerd uit: ruitjesoverhemd, lichte broek met zwarte riem en gepoetste zwarte schoenen. Zijn lach is aanstekelijk en de borstelige, ongecoupeerde wenkbrauwen doen denken aan de opkrullende randen van een versleten kokosmat.
Hoewel we vooraf schriftelijk duidelijk uiteen hebben gezet wat de bedoeling is van onze missie, is het in zekere zin verwarmend en aandoenlijk als Joop vraagt: ‘Wat gaan we doen, wat is de bedoeling?’
We stellen voor om eerst even de omgeving te gaan bekijken en daarna een babbeltje met hem te maken en daarbij terug te blikken op zijn wielerleven. De terugreis kan dan, in verband met de dwingende fotoreportage van Henk de andere ochtend in Nederland, in de vooravond plaatsvinden.
De villa, ofwel het landhuis ligt op één hectare grond en is afgeschermd met een hek. Daarbuiten ligt een bosgebied van negen hectare (dus ongeveer negen voetbalvelden!) en dit alles is Joops eigendom. Bij het huis is een vijver, maar kojkarpers zouden hierin een vroegtijdige dood sterven. Ook ontdekken we achter het huis een moestuin, waarin uitgelopen kroppen sla vechten met welig tierend onkruid. Joop gniffelt – zoals alleen hij dat kan – als we dit signaleren en prevelt iets, waaruit moet blijken dat de Ronde van Spanje, waaruit hij recentelijk als ploegleider is teruggekeerd en een weekje jagen in Montgenèvre hier de oorzaak van zijn. Erg overtuigend klinkt het niet.
In een schuur hangen enkele overjarige fietsen en staan een tractor en een terreinwagen. Door een hek betreden we het bosperceel van negen hectare en Joop begint lichtelijk te fluisteren, want er lopen twintig herten rond, samen met enkele damherten. Na enige tijd komen de dieren naderbij, duidelijk gewend aan mensen in de directe omgeving.
Joop is nu duidelijk op z’n gemak en geeft uitleg over wat hem zo boeit in deze herten.
‘Als het bronstijd is, vechten de damherten om de hegemonie en dat gevecht eindigt soms pas als er één de dood vindt, doordat de horens in elkaar zijn gekomen en het ene damhert de ander letterlijk zijn nek omdraait. Een jong dominant damhert gaat op een gegeven moment de strijd aan met een oud dominant damhert. Je kan daar dan tussen komen en ze scheiden, je kunt ze ook hun gang laten gaan, maar – en nu komt er een prachtige, half onderdrukte grijns op zijn door een oktoberzonnetje belicht gezicht – je kunt er, als de situatie onhoudbaar wordt, natuurlijk ook één afschieten...’
We zien duidelijk onderscheid tussen de herten en de damherten. Er dartelen donker getinte herten, maar ook licht gekleurde exemplaren. Een boer kan zijn koeien – die optisch veel meer op elkaar lijken dan deze roedel herten – feilloos van elkaar onderscheiden. We kunnen ons voorstellen dat Joop dat ook kan bij al zijn herten en ze ook individueel herkent. Als we de vraag stellen, kijkt hij ons aan met een blik van: ’Waar heb je het nu over?’. Zijn antwoord is veelzeggend: ‘Die herten zijn voor mij allemaal hetzelfde. Ja, één kan ik direct herkennen, maar dat is een albino.’
Een prachtig antwoord, als voorbode van soortgelijke overduidelijke oneliners als Zoetemelkiaanse reacties op bepaalde vragen onzerzijds.
De villa van Joop en Françoise ligt aan de rivier de Marne. Het is de belangrijkste zijrivier van de Seine. Ze ontspringt op het Plateau de Langres, stroomt door het wijngebied van de Champagne en komt bij Parijs in de Seine uit. Ze is 525 kilometer lang en door kanalen met de Saône, de Aisne en de Rijn verbonden. In de Eerste Wereldoorlog is in het hele gebied rond de Marne vreselijk gevochten. Kortom, een rivier met historie. De woning en het bosdomein liggen op luttele meters van de Marne en dat zorgt voor een panoramisch uitzicht op de rivier. Dit decor overweldigt ons en dit gevoel wordt versterkt door het geluid van het stuwende water dat iets magisch heeft. We laten dit Joop duidelijk blijken, maar volgens hem is de ringvaart om de Haarlemmermeer net zo mooi.
Als we door het bosgebied wandelen, wordt ons duidelijk welke invulling Joop voor een groot deel aan zijn leven geeft. Luttele momenten hiervoor hadden we nog geen enkel besef wat nu precies de passie van Joop is voor dit bos, maar na zijn uitleg wordt alles duidelijk. Met een glans in z’n ogen als in die van zijn herten vertelt hij, zijn betoog met weidse armgebaren onderstrependend en lopend met gedempte tred op de bosbladeren:
‘Dit bosgebied heb ik in 1981 gekocht met de bedoeling om er bungalows op te laten bouwen. Tevens kan ik hier ongestoord op klein wild jagen. Het bestemmingsplan werd echter gewijzigd en nu is het een groenstrook. Ik vind dat prima, want het is een dagtaak om het bos te onderhouden. Omgewaaide boomstammen en afgewaaide takken ruim ik op en in de kruinen zaag ik takken weg, zodat het zonlicht meer ruimte krijgt. Ik fiets weinig, maar heb door mijn bezigheden in het bos toch een goede conditie. Prachtig toch om je eigen bosgebied te kunnen onderhouden? Waarom ik de natuur niet gewoon zijn gang laat gaan? Dit is beter en eigenlijk is het nu een gewoon hertenkamp geworden.’
We kennen Joop – hij is twee jaar jonger dan schrijver dezes – vanuit onze prille wielerjaren en die beginnen in 1964 in de Ronde van Leimuiden, als hij op zijn vaste nieuwelingenverzetje in een interclubwedstrijd driftig mee pedaleert tussen al of niet gelouterde amateurs. In de klassiekers hebben we nooit met Joop gereden, omdat we zelf altijd maar een criteriumrennertje in de anonieme marge zijn gebleven. Toch kunnen we ons nog de Ronde van Koudekerk 1966 herinneren. Het is een clubontmoeting tussen de Leidse Wielerclub Swift en HSC de Bataaf, waarbij ook beroepsrenners zoals Bart Zoet, Nol Kloosterman en Gerben Karstens aan de start staan.
Joop is dan inmiddels reeds succesvol als amateur en heeft met Bart Zoet, Nol Kloosterman en Gerben Karstens voor Swift het Clubkampioenschap van Nederland in de wacht gesleept. We kunnen ons deze koers nog goed herinneren, omdat we toen blijkbaar goede benen hadden. Vaak blijkt dat renners zich de koersen uit hun eerste wielerjaren nog goed voor de geest kunnen halen en als we Joop confronteren met het krantenknipsel, waarin een uitvoerig koersverslag staat, gaat er ook bij hem een lichtje branden in zijn belevingswereld.
In latere jaren zouden we Joop nog wel eens de hand schudden voor of na de gebruikelijke Raboploegpresentatie, waar hij altijd bij aanwezig is. Het laatste persoonlijke contact dat we met hem hadden, was na zijn verkiezing tot Renner Aller Tijden tijdens het KNWU-gala vorig jaar. Een aantal maanden daarvoor waren we in Rijpwetering geweest om bij een heel ver aangetrouwd familielid van Joop een Vlaamse Reus te kopen. Dat zou leiden tot een bizarre en hilarische ontknoping, die we tijdens het Gala aan Joop vertellen en we willen de lezer dit verhaal, maar vooral de reactie van Joop niet onthouden.
Een van mijn vreemde bezigheden is het bezitten en koesteren van twee Vlaamse Reuzen. Dit zijn grote, naïeve en domme knuffelbeesten. Je kunt ze geen kunstjes of wat dan ook leren, maar ze zijn gewoon grappig. Een groot deel van de dag lopen ze los in de tuin. Ik heb altijd twee voedsters, want een ram en een voedster leidt tot jonkies en twee rammen bij elkaar wil nog wel eens voor trammelant zorgen wat betreft ‘de baas zijn’.
Zoals ook bij mensen, gaat een Vlaamse Reus op een gegeven moment dood. De gemiddelde levensduur is een jaar of zeven. Het vreemde bij konijnen is dat ze meestal geen lijdensweg kennen, maar op een gegeven moment ‘dood in het hok liggen’, zonder voorafgaand signaal.
Zo ook bij mijn Reuzen, waarvan er plotseling één koud en gestrekt in het hok lag. De fokker – want ik bezit echte Rasreuzen – waar ik ze normaliter bij haal, had niet direct een jonge reus in de verkoop. Dat is vervelend, want het grappige met Vlaamse Reuzen is dat ze vrijwel de hele dag met elkaar knuffelen en de resterende Reus miste duidelijk zijn (haar) maatje en at niet meer.
Ik word verwezen naar ene Piet van der Meer in Rijpwetering, die in de Ripselaan 9 woont, tegenover het ouderlijk huis van Joop Zoetemelk. Zijn vrouw is nog ergens verre familie van Joop. De beste man levert mij een prachtige Vlaamse Reus, na eerst gecontroleerd te hebben of het wel een voedster is. Ik kom tevreden met mijn nieuwe Reus thuis en het klikt gelijk met de andere voedster. Het is dan mei 2003.
In oktober 2003 vertrek ik naar Zuid-Afrika om een bezoek te brengen aan Tiemen Groen (zie editie 2004) en de Rijpweteringse Vlaamse Reus is inmiddels volwassen geworden. Wel valt het mij op dat hij (zij) een grote brede kop heeft. Maar dat terzijde. Als ik uit Zuid-Afrika terugkom, spoed ik mij – alvorens mijn partner te begroeten – eerst naar het konijnenhok om te zien hoe het met de Reuzen gaat. Groot is mijn verbazing als ik in het hok enkele mollen denk te zien liggen. Bij nader onderzoek blijken het kleine nog naakte Vlaamse reusjes te zijn die niet goed zijn gekoesterd door de moeder en daardoor bij een vroeg nachtvorstje in de afgelopen nacht blijkbaar van de kou zijn doodgegaan. Groot is mijn ontsteltenis en ‘de dader’ lijkt schuldbewust in de hoek van het hok te zitten.
In plaats van een voedster heeft Piet van der Meer mij – zonder opzet natuurlijk – een ram verkocht. Nu wordt me de brede kop – fysiek kenmerkend verschil tussen ram en voedster – van het beest ook duidelijk.
Ik ga met de schavuit direct naar de dierenarts, die opmerkt:‘wat is het lang geleden dat ik een Vlaamse Reus binnen heb gehad, wat een prachtig beest’. In ieder geval wordt de Reus ‘van zijn ballen af geholpen’ en op dit moment gaat het goed met de voedster en de ram.
Een amusant en ook bizar verhaal met een Rijpweterings en mede daardoor tevens een Zoetemelks element erin. Om die reden vertellen we het – beiden met een glas rode wijn in de hand – aan Joop.
Daarna gaan de wenkbrauwen van Joop omhoog, komen er rimp[els in het voorhoofd en verschijnt er een lichtelijk wazige en vragende blik in zijn ogen. Hij zegt niets, maar zijn oogopslag en totale mimiek laten duidelijk blijken, dat hij denkt: ‘Waar heb je het over? Wat is dit voor een verhaal?’
Het is duidelijk: ons verhaal gaat volledig langs hem heen.
Voor ons is dit een bijzonder amusante ervaring, want het typeert op niet mis te verstane wijze de mens Joop Zoetemelk.
Joop is bij het KNWU-gala te gast bij Jan Janssen en zou daar ook de nacht doorbrengen. Bij toeval spreken we Jan een paar dagen later en we vertellen hem het relaas en de reactie van Joop. Later belt Jan ons terug en zegt:
‘Nadat jij me het verhaal vertelde over die Vlaamse Reuzen en de reactie van Joop daarop, ben ik een stukje gaan fietsen. Daarbij schoot ik af en toe zo spontaan in de lach, dat ik bijna achterstevoren op mijn fiets zat. Joop had ik juist weer een tijdje van nabij meegemaakt en werd daardoor weer geconfronteerd met zijn ‘mooie manier van reageren’. Jij vertelt met enthousiasme je ervaringen – overigens een prachtverhaal – en ik kan me de reactie van Joop helemaal voor de geest halen. Hij zal waarschijnlijk – zijn schouders ophalend – als het ware met een ‘lege blik’ langs je heen gekeken hebben en gereageerd hebben met: ‘pfffffff’. Zo is Joop en dat maakt toch bijzonder’.
Het verhaal van Joop over zijn jachtgebied doet ons denken aan een televisie-uitzending van twee jaar geleden. Een mooi programma, gemaakt door Wilfried de Jong, die met Joop door het jachtgebied bij Montgenèvre trekt. Wilfried de Jong is een gepassioneerde wielerliefhebber die graag koketteert met zijn zogenaamde wielercapaciteiten.
In Wielerexpress 1999 ‘ontmaskerden’ wij hem echter op dit punt als een clowneske ‘wielercharlatan’. De man blijkt weinig gevoel voor humor te hebben, want als wij hem een jaar later – zie Wielerexpress 2000 – daadwerkelijk ontmoeten en hem een hand willen geven, zegt hij, de toegestoken hand wegslaand, met schuimbekkende stemverheffing: ‘Ben jij die klootzak van dat Kutboekie?’, en loopt daarna weg. Hij beseft waarschijnlijk niet dat als iemand als Wilfried de Jong briesend wordt door een simpele geschreven karikatuur in Wielerexpress, dit voor ons een groot compliment betekent.
De man met het strafkampprofiel heeft blijkbaar op Joop geen grote indruk gemaakt, want als we vragen, of er vaak mediamensen langs komen voor een verhaal, antwoordt hij: ‘Ja, twee jaar terug was Freek de Jonge hier voor een televisieprogramma.’
Het wielerleven van Joop Zoetemelk is grotendeels gebaseerd op ‘liefde en passie voor de sport’. Daarnaast laat Joop zich zelden of nooit van de wijs brengen. Hij blijft onder alle omstandigheden zichzelf. Gecombineerd met zijn natuurlijke atletische aanleg zou deze karaktertrek hem doen uitgroeien tot een van de beste renners die de wielersport heeft gekend. We geven in beknopte vorm een overzicht van zijn levensloop en wielercarrière.
In dit pittoreske Zuid-Hollandse plaatsje, een kilometer of vijf buiten de Haarlemmermeer liggend en op een afstand van ongeveer tien kilometer van Leiden, is het allemaal op drie december 1946 begonnen.
Rijpwetering – Rip in de volksmond – luiert als ‘een dorp met natte voeten’ vredig genesteld tussen diverse polders en een netwerk van kanaaltjes en sloten. Ze snijden als adertjes het gebied in kavels en het water dicteert het landschap de wet. Over de talrijke vaarwegen reiken lieflijke bruggetjes de andere oever de hand. Dit alles staat direct of indirect in verbinding met de ringvaart rond de Haarlemmermeer. Een gebied dat honderdvijftig jaar geleden definitief werd ingepolderd.
Geen mooier gebied om door te fietsen, dan de weilanden van de gemeente Alkemade. Wie de moeite neemt om in het voorjaar, ’s zomers of op een mooie herfstdag door het gebied rondom het gehucht Oud-Ade – liggend tegen Rijpwetering – te fietsen, waant zich in een andere wereld. Prachtige boerderijen liggend aan fraaie sloten met wuivend riet. De Kager Plassen en het Braassemer Meer vormen een prachtig watergebied. Opvallend de talloze molens in het gebied. Op deze wegen heeft men Joop vanaf 1964, toen hij met fietsen
Begon, tot begin jaren zeventig kunnen zien pedaleren op weg om zijn trainingskilometers af te werken.
Op de Ripselaan nummer 2, direct bij het binnenrijden van Rijpwetering via Nieuwe Wetering, is Joop geboren als oudste van een gezin van vijf kinderen, vier jongens en een meisje. Zijn vader is aardappelventer en – naar men vertelt – een verwoed palingstroper. In een katholiek en beschermd milieu groeit Joop op. Op de waterplassen etaleert hij zijn talent als schaatser, maar het fietsen krijgt toch de voorkeur. Vader Gerard en moeder Maria, ‘Rie’, vinden het prima, want ‘ een sporter rookt immers niet’. Dan komt het moment dat er een heuse racefiets in de schuur aan de Ripselaan komt te staan.
We laten in ons verhaal over Joop Zoetemelk bewust geen andere ooggetuigen aan het woord, omdat daarvoor de ruimte te beperkt is. Toch maken we een uitzondering voor Ruud Bakker. Hij maakte als verzorger van de Raleighploeg de overwinning van Joop van zeer nabij mee en drong ook door tot in het diepst van diens wielerziel. Nog steeds is de overwinning van Joop in de Tour 1980 een van de mooiste momenten, zoniet het allermooiste moment in het gelouterde wielerleven van Ruud Bakker.
Ruud: ‘Ik heb met alle grote renners uit die periode gewerkt, maar Joop was de beste coureur die ik op tafel heb gehad. Ik kan me uiteraard die Tour nog heel goed herinneren en het begin was slecht. Joop komt niet goed uit de Ronde van Zwitserland en verliest in de proloog, hij werd daarin vierde, reeds zevenentwintig seconden op Hinault. Hij krijgt in eerste instantie ook nog eens een boete van vijftien seconden, omdat het rugnummer gevouwen – dus minder wapperend – is opgespeld. Toen heb ik Joop echt kwaad gezien en bleef er van de renner ‘die alles langs zich heen laat gaan’ niet veel meer over. Fantastisch om mee te maken, want je schrikt er gewoon een beetje van. De boete is toen omgezet in een voorwaardelijke straf. De dag erop winnen we de ploegentijdrit over vijfenveertig kilometer met een tijdwinst van vierenveertig seconden op Hinault. De Kneet komt hierdoor in de gele trui. ’s Morgens had Jan Raas al de etappe over 132 kilometer gewonnen. De dag erop gaat het over 276 kilometer van Frankfurt naar Metz. Er rijden drie man weg en die pakken bijna een kwartier voorsprong. De Raleighs zijn toen gaan rijden, maar de ploeg van Hinault hielp niet. Daarom houden onze mannen ook de benen stil en loopt de voorsprong op tot bijna een half uur. Dan pas gaat de ploeg van Hinault rijden, maar werken de Raleighs niet mee. Hinault heeft zich waarschijnlijk op deze dag geforceerd. Uiteindelijk slinkt de voorsprong tot negen minuten en pakt Rudy Pevenage de gele trui. De dag erop wint Henk Lubberding de etappe van Metz naar Luik. In de tijdrit van Spa naar Francorchamps verliest Joop meer dan één minuut op Hinault en in de verschrikkelijke kasseienrit door de Hel van het Noorden van Luik naar Lille verliest Joop ruim drie minuten op Hinault. In die rit heeft vooral Hennie Kuiper als een beest gereden, maar ook Hinault, Thurau en Ludo Delcroix. Het was een een rit, waarin de Hel werkelijk al zijn poorten had geopend. Op de zevende dag is er weer een ploegentijdrit en dan komt de ommezwaai, want de Raleighploeg pakt anderhalve minuut terug op Hinault. ’s Middags wint Raas de rit over honderd kilometer. Bert Oosterbosch wint de etappe naar St. Malo en Cees Priem de tiende rit naar Bordeaux. De grote tijdrit van Damazan naar La Plume wint Joop en hij rijdt Hinault op anderhalve minuut. Hinault heeft dan al last van een onwillige kniepees en start niet meer in de eerste Pyreneeënrit. In de Pyreneeën en de Alpen heeft de hele ploeg toen voor Joop gereden en wat Johan van der Velde toen gedaan heeft, grenst aan het ongelooflijke. De Raleighploeg wint in deze Tour negen etappes plus nog eens de twee ploegentijdritten. Joop wint ook met overmacht de laatste tijdrit en wint op grandioze wijze de Tour.’
We willen niet teveel in details treden over het wedstrijdverloop, maar zijn wel benieuwd naar de Mooie Momenten die voor eeuwig in de belevingswereld van Ruud liggen verankerd. Als Ruud verhaalt, gaan de ogen glimmen en spreekt zijn lichaam de taal van iemand die intens geniet van onvergetelijke momenten.
Ruud: “Het begin was natuurlijk catastrofaal en vooral na de rit door de Hel van het Noorden is de stemming in de ploeg niet goed. Met name Raas en Priem zijn kwaad op Joop. Er is ook beraad van ‘hoe verder te gaan’. Dan komt er toch op een gegeven moment een omslagpunt, als men bemerkt dat Joop steeds beter gaat rijden. Als ik aan de ploegentijdrit denk, krijg ik weer kippenvel. De renners die de regie hadden, zoals Raas, Knetemann en Priem, besluiten om niet te snel te vertrekken, omdat het knelpunt pas halverwege ligt. In de eerste ploegentijdrit werd de ploeg direct aan flarden gereden en kon Bertje Pronk naar huis. Nu liggen we halverwege op twee minuten achterstand en Post kijkt me aan en zegt: ‘Wat zal er met de mannen aan de hand zijn?’ Toen zijn ze gaan rijden en leek het wel, of er alleen maar duivels op de fiets zaten. Het draaide allemaal zo ontzettend mooi en ze raasden met een snelheid van zestig per uur als een geoliede machine door al die dorpjes. Dat is niet na te vertellen. Raas ging vooral op het eind als een beest te keer. Het is een van de mooiste momenten uit mijn wielerleven. Joop had zijn beste benen hervonden en dan is het een genot om zulke kampioenen met honderd procent inzet te zien strijden. Of Joop de Tourzege mede aan de Raleighs te danken heef? Dat is natuurlijk altijd moeilijk om vast te stellen, maar ik denk van wel. De ploeg van Mercier reed ook heel sterk, maar dat waren toch geen mannen die eens echt de zaak recht konden zetten. Ik ben ervan overtuigd dat de Raleighs Joop door de moeilijke beginfase hebben getrokken op een wijze, zoals ik dat Franse renners niet zie doen.
Fantastisch moment – achteraf dan – was, hoe Joop in de rit naar Pra-Loup valt en direct weer op de fiets springt. Moet je nagaan dat hij een groot gat in zijn arm had. Ik heb iemand nog nooit zo snel bergopwaarts naar een groep zien rijden. Het leek wel of ze vooraan stil stonden. Het was nog drie kilometer voor de streep en als hij had doorgereden, had niemand zijn wiel kunnen houden, daar ben ik voor honderd procent zeker van. Maar dat is dan toch weer typisch Joop. Hij moest bij wijze van spreken gewoon ‘remmen’ om aan te sluiten.”
Ruud draait in gedachten de hele film nog eens af en het is duidelijk dat deze Tour met Joop Zoetemelk voor hem een absoluut hoogtepunt is in zijn wielerleven. Wat voor indruk heeft Joop op hem achtergelaten?
Ruud: “Ik kende Joop natuurlijk al goed, maar in deze Tour heb ik hem nog beter leren kennen. Joop is heel interessant om mee te werken. Zijn spierenstelsel is perfect en ik heb zijn spieren nog nooit ‘aan gort’ gevoeld. Na het eten ging hij gelijk naar bed en zijn parkoerskennis was optimaal. Er gebeurt ook van alles, als je met hem praat, maar dat moet je wél zien en aanvoelen. Zijn non-verbale reacties zijn soms veelzeggend. Een gedreven wielrenner, die nimmer zal commanderen. Ik heb echt van die man genoten. Als sommige mensen zich afsluiten, is dat vaak storend, maar Joop doet zoiets op een mooie en ingetogen manier. In de haptonomie zeggen we dan: ‘Joop heeft de beweging naar binnen’. Ik was eens bij Joop in Frankrijk en blijkbaar heeft de schilder Corneille ooit een schilderij gemaakt dat Joop moet uitbeelden. Dat stond daar zomaar in zijn kelder. Vond hij blijkbaar niet echt mooi.
Na de laatste etappe staat hij op zijn hotelkamer en trekt zijn gele trui uit. Beneden staan honderden mensen te schreeuwen. Joop doet het raam open en gooit zijn gele trui naar beneden. Die werd natuurlijk in stukken gescheurd. Prachtig gezicht. Hij gaat daarna onder de douche en loopt even later in een gele onderbroek door de kamer.
Hoe goed Joop was? Nooit slechter dan de beste!”
We hebben het verhaal van Ruud over ‘De Gele Onderbroek van Joop’ al eerder van hem gehoord, maar ons intrigeert de vraag: ‘Waar haalt iemand een Gele Onderbroek vandaan?’. Was de onderbroek van Joop geel geworden, omdat hij – al of niet ‘natdromend’ – de broek iedere dag weer aantrok? Was Françoise speciaal op zoek gegaan naar een Gele Onderbroek? Had Joop zelf de broek in een seksshop gekocht? Had hij de broek bewust bewaard tot hij de gele trui veroverde? Had Joop deze vorm van subtiele humor vooraf in een scenario vastgelegd? We vermoeden van wel en willen die gedachte ook koesteren en het stellen van de vraag aan Joop kan die illusie door een ‘verkeerd’ antwoord wegnemen. Toch stellen we de vraag en als Joop antwoordt, zien we een schalkse flikkering in zijn ogen. We leiden daaruit af dat er wel degelijk van een vooropgezet plan sprake was, maar Joop – ondanks de grijns – ontkent dat. Het lijkt wel, alsof hij niet wil dat anderen denken dat Joop Zoetemelk een lolbroek is en gevoel voor humor heeft.
Joop: ‘Pffff, tja, hoe ik aan die Gele Onderbroek gekomen ben?
Lees verder van blz. 116 tot en met blz. 159 in Wielerexpress 2005.
Woont joop in frankrijk of nederland.
Ook ben k er een paar jaar geleden achter gekomen dat deze man hoogst waarschijnlijk verre familie van me is.
I ❤ zoetemelk :)
Groetes
Ashley zoetemelk uit Gouda (28-07-14)