Wielerexpress 2005 - Keetie Hage de eerste Nederlandse vrouwelijke vedette
Wielerexpress
Wielerexpress 2005 - Keetie Hage de eerste Nederlandse vrouwelijke vedette

Als we het hebben over ‘wielrennen voor vrouwen’ ofwel dameswielrennen, dan denkt vrijwel iedereen aan Leontien van Moorsel. Het vrouwenwielrennen dateert echter al van het begin van de vorige eeuw, maar zakte weg in de vergetelheid, om daarna in de jaren zestig een revival te beleven. Vaandeldraagster is daarbij Keetie Hage. Zij verovert in de periode 1966 tot en met 1979 in totaal zes wereldtitels en tweeëntwintig nationale titels, waarbij vermeld dat er in die periode nog geen Tour was voor vrouwen en het vrouwenwielrennen ook niet voorkwam op het Olympisch programma.
In 1978 verbetert zij het werelduurrecord in München en brengt dit op 43,08 km. Dit record heeft lang stand gehouden, want het duurde nog tot 2001 voor Leontien van Moorsel er amper in slaagde deze tijd te verbeteren.
Nu het tijdperk Van Moorsel definitief is afgesloten, blikken we nog eens terug met Keetie Hage op haar tijdperk en blijven we gelukkig verschoond van Moorseliaanse onderwerpen, zoals anorexia, ‘stukgereden mutsje’, ongesteldheid, ‘het vreselijke lijden’ en andere prietpraat. Kortom, een verademing om te praten met de Eerste Nederlandse Vedette over het bewind of beter gezegd regime, voordat Van Moorsel aan de macht kwam.

Zeeuwse wielerfamilie

Keetie woont, met Rien van Oosten en twee zoons van eenentwintig en drieëntwintig jaar, al vanaf 1972 in Kloetinge, een dorpje grenzend aan Goes. Sinds dertien jaar in de Schrijversbuurt en mede daardoor, maar ook omdat we het Zeeuwse land koesteren, voelen we ons direct op ons gemak als we de Simon Carmiggeltstraat inrijden. Een mooie en rustige buurt. Vanuit de huiskamer kijken we uit op een goed onderhouden tuin, waarin de appels zich rood glanzend in het oktoberzonnetje koesteren en hun plukbeurt afwachten.
Een enorm grote, maar vriendelijke hond begroet ons. Het betreft een Rhodesian Ridgeback ofwel Pronkrug (Afrikaanse jachthond). De PZC (Provinciale Zeeuwse Courant) ligt op tafel. In deze verwarmende ambiance praten we met Keetie over haar carrière in de jaren 1966 tot en met 1979, de stuntelige begeleiding in het begin, de manwijven in het peloton, het vrouwengezeur, de machtswellust van de toenmalige Utrechtse consul Jo Oskam en vele andere aspecten uit een periode waarin het wielrennen voor vrouwen nog niet echt serieus werd genomen. Keetie Hage nam in het evolutieproces een voortrekkersrol en schuwde de strijd niet. Dat zal blijken uit haar betoog, overigens zonder verbittering, want zij blikt terug op een fantastische periode.

Hieronder een gedeelte (pagina 6)uit het interview met Keetie Hage dat de bezoeker van deze website wellicht zal interesseren.

De ‘verloren’ wereldtitels in 1977

In 1977 worden de wereldkampioenschappen in Venezuela verreden en sommige landen laten – gezien de afstand en het kostenaspect – verstek gaan. Keetie heeft menige wereldtitel aan zich voorbij zien gaan door haar gretigheid, maar na haar titel in 1976 begrijpt zij dat afwachtend rijden meer kans geeft op de titel dan constant in de aanval gaan. Er ontstaat echter een conflict met de jury en daarna met de KNWU tijdens de Ronde van Hilversum, een gewoon criterium. Als zij dit nader toelicht en de naam van de toenmalige consul Jo Oskam noemt als kwade genius, springt schrijver dezes zodanig verschrikt op, dat de half slapende hond zelfs even bezorgd omhoog kijkt.

Om het verhaal van Keetie te ondersteunen over het wanbeleid– en dan met name van Jo Oskam – uit die periode beschrijven wij enkele persoonlijke ervaringen met genoemde consul.

De Ronde van Zuilen 1980

Ik heb de inschrijving voor deze wedstrijd ‘volgeboekt’ retour ontvangen, maar weet dat er ook afschrijvingen zijn van renners, omdat zij in Olympia’s Tour starten. Dit meld ik enkele dagen voor de wedstrijd aan de consul Jo Oskam en hij belooft mij dat ik kan ‘bijschrijven’. Als ik, snel en haastig van mijn werk komend, mij in het clubhuis meld waar de rugnummers worden uitgereikt, zit daar Jo Oskam met - wegens zijn wanstaltige corpulentie – gespreide benen achter een tafeltje. Op het tafeltje een bont boerenkleedje, plastic bloemetjes en een asbak. Ik moet – alvorens men mij een rugnummer als ‘bijschrijver’ geeft – eerst schriftelijke toestemming overleggen van het almachtige opperwezen Jo Oskam. Hij kijkt mij vorsend aan en zegt: ‘Je hebt gelogen wat betreft de afschrijvingen, want die zijn er niet. Ga maar weer naar huis.’ Ik weet echter precies de namen van de renners die wel op het programma staan, maar die inmiddels in Olympia’s Tour rijden. Ik noem de namen, maar alsof hij een strontvlieg wegjaagt, gebaart hij met een wapperend handje dat ik kan vertrekken. Een waas komt voor mijn ogen en ik trek het tafelkleedje van de tafel, begraaf daarin de asbak en gooi dit naar zijn hoofd. Hij ontwijkt de wapperende discus en ik ga direct weg, beseffende dat de strijd verloren is. Als ik naar de auto fiets, hoor ik de speaker de namen opnoemen van renners die niet van start gaan in verband met ‘verplichtingen elders’.

Keetie Hage: kracht, macht, souplesse

Kracht, macht, souplesse (Foto: archief Keetie Hage)

De Ronde van Bunnik 1981

Jo Oskam heeft nooit verder actie ondernomen wat betreft mijn woede-uitbarsting. Hij knikt mij zelfs met zijn dikke, kogelronde kop bij de meeste koersen in Utrecht minzaam toe. De inschrijfkaart voor de Ronde van Bunnik – maar het kan ook een andere wedstrijd geweest zijn in het district Utrecht – krijg ik ‘volgeboekt’ retour. Ik bel Oskam vooraf niet op, maar besluit de gok te wagen om ter plekke bij te schrijven. Je moest je dan in zo’n geval melden bij de jurywagen, want daar was bekend of er afschrijvingen waren binnengekomen. De jury zat in een grote dubbeldeksbus en ik beklim het trapje naar de bovenste etage. Jan Derksen junior – in die tijd meer schaatsenrijder dan wielrenner – bestijgt voor mij het trapje. Halverwege zegt hij tegen de bovenaan de trap staande consul: ‘U moet de groeten hebben van mijn vader’. Oskam etaleert prompt ‘broekbobbelige verschijnselen en de mondhoeken gaan kwijlen’. Jan, die niet eens vooraf ingeschreven heeft, mag acuut bijschrijven en worstelt zich langs mij heen naar beneden, mij intussen een knipoogje gevend, daarbij lispelend: ‘Mijn vader kent die hele Oskam niet’. Ik klauter – gejaagd en innerlijk aangemoedigd door een in die tijd niet geheel ongebruikelijke vroegtijdige preparatie – naar boven, maar Oskam maakt al murmelend afwerende gebaren en ik begrijp dat mijn missie vruchteloos is. Hij staat - sigarenas naar beneden nippend – boven aan de trap en geniet blijkbaar van het feit dat hij letterlijk en figuurlijk op mij kan neerkijken. Ik besluit, ondanks ofwel dankzij zijn satanische grijns, om verder te klimmen. Als ik pal voor hem sta, constateer ik dat hij kleiner (dus minder dan 1.70 m) is dan ik. In plaats van naar beneden te kijken, moet hij nu de blik lichtelijk omhoog richten. Zonder dat iemand het in de gaten heeft, grijp ik de revers van zijn blauwe blazer en trek hem tegen mij aan. Mijn afgetrainde karkas begraaft zich in de voze volgevreten pens. Niemand heeft iets van deze wurggreep in de gaten. We geven de indruk gezellig te staan keuvelen. Ik trek zo hard aan zijn revers, dat het KNWU-embleem van zijn blauwe blazer spat. Onderwijl sis ik hem met onderdrukt stemgeluid, maar met de lading van revolvervuur, toe: ‘Als ik niet kan starten, dan sodemieter ik je hier de trap af’.’ Ik draai mij, met Oskam nog steeds in een verwurging, om naar het trapgat.. Zweet loopt ineens van zijn voorhoofd, zijn kleine biggenogen verkleinen zich tot amper zichtbare spleetjes, een verderfelijke sigarenlucht komt uit zijn halfopenstaande mond en zijn neusgaten blazen piepend valse lucht naar buiten. Intussen voel ik de pens zwaar op en neer gaan met zijn gejaagde ademhaling. ‘Oké Jan, je kan starten’, zegt hij met horten en stotenI. Inmiddels heeft jurylid Hans van der Kamp – de paladijn en kontlikker van Oskam – ‘iets bemerkt’ en sluipt als een skunk argwanend naderbij. ‘Is er iets aan de hand?’, vraagt hij. Van der Kamp is een armetierige en miezerige creatie van de natuur. Hij doet denken aan een weekdier en oogt als een naaktslak in de ochtenddauw. Brokkelige, nicotine-achtige tandjes en een verlopen grijns met spiedende geelachtige roofvogelogen vanachter een met hansaplast gerepareerd brilletje, vormen zijn gelaatsprofiel. Ik negeer zijn opmerking en ga mijn rugnummer halen.

Een jaar later

In 1982 ontstaat er weer tumult in het district Utrecht en weer zijn Oskam en zijn maatje – ofwel Broeder in het Kwaad – Van der Kamp de omstreden figuren. In de editie Wielerexpress 1982 wijd ik – mede op verzoek van renners, maar ook van goedwillende –die overigens daardoor zelden door Oskam werden opgeroepen – juryleden en journalist Henk Zorn, een beschouwing aan de machtswellust binnen het district Utrecht. Ik, alsmede Jo Oskam, worden op het Uniebureau ontboden. Ik vertel namens mijzelf en anderen mijn ervaringen en Oskam mag daarna apart zijn weerwoord geven.

Niet lang daarna is er een vacature voor de functie van consul van het district Utrecht.

Naschrift:

Uit bovenstaand relaas blijkt dat een renner in die tijd soms letterlijk en figuurlijk moest vechten om een koers te mogen rijden. Tijden veranderen, daar zijn we als vers bestuurslid van HSV de Kampioen inmiddels achter gekomen. Vanuit een begeleidingsteam (grotendeels bestaande uit ouders) van licentiehoudende nieuwelingen , kwam – ook mede namens de rennertjes die overigens allen nog niets bewezen hebben – het voorstel om een aanmoedigingspremie van vijfentwintig euro beschikbaar te stellen, als een rennertje – ongeacht het resultaat – aan tien open koersen heeft deelgenomen.
We begrijpen nu ook waarom sommige renners vroegtijdig verpest worden. Het voorstel is overigens niet aangenomen, maar dat terzijde.

Wielerexpress 2005 - Keetie Hage de eerste Nederlandse vrouwelijke vedette

Lees verder van blz. 2 tot en met blz. 8 in Wielerexpress 2005.


Ik schrijf voor een buurtblad in de Nieuwmarktbuurt van Amsterdam een artikel over Hein van Breenen, die vroeger in De Koningsstraat heeft gewoond. Ik zou daar graag een twee foto's bij willen plaatsen, ik denk aan het portret met het merk locomotief erop, en een mooie actiefoto. Kunt u mij zeggen hoe ik in contact kan komen met Win van Eyle?
Veel dank,

Gerrit Wijnhoud, Raamgracht 104, 1011 KK Amsterdam
tel. 06-29303337
Gerrit Wijnhoud uit Amsterdam (30-05-10)